"....Alle Dinge sind Gift und nichts ist ohne Gift. Allein die Dosis macht, dass ein Ding kein Gift ist. ( Theophrastus Bombastus von Hohenheim - Paracelsus - 1493-1541 )
Al vele eeuwen werd er af en toe gewag gemaakt van gebruik van knoppen van bomen, zoals het gebruik van de gedroogde knoppen van de populier om de populierenzalf te bereiden, of de knoppen van de spar die zowel droog als vers werden gebruikt voor griepachtige beelden. Maar nooit structureel en zeker niet in systematische vermeldingen in oude farmacopees. Het was pas nadat in 1970 de Belgische arts Pol Henry (1918-1988) zijn onderzoek resultaten publiceerde m.b.t. gebruik van knoppen, scheuten, jonge worteltjes, en de binnen bast van wortels, dat deze bijzondere tak van phytotherapie een uitgebreide toepassing en bekendheid kreeg. Pol Henry kwam uit een familie van homeopaten, maar vond de homeopathie te beperkt. Hij ging (gezien de evolutionaire ontwikkeling van het leven op aarde) van de gedachte uit, dat de informatie in een cel, door eiwitten werden gereguleerd en gestuurd. En dat de communicatie met de cellen onderling vanuit de celkernen plaats vond, als ook via in het bloed aanwezige eiwitten. En aldus dit op overeenkomstig wijze binnen het embryonale weefsel van planten functioneerde. Vanuit het ontstaan van het leven, had het biologisch genetisch materiaal zich vervolgens in de loop van de evolutie gevormd en de biologische wereld tot expressie gebracht. Maar de grondprincipes van hoe de informatie stromen binnen het organisme verliepen, en waarbij die informatie stromen, door de eiwitten gevormd en bepaald werden, waren echter steeds overeenkomstig hetzelfde. Tevens concludeerde hij, gebaseerd op het concept van de phyto-sociologie, dat bepaalde categorieën planten (volgens hem de bomen) de hoogste evolutionaire ontwikkeling waren in het plantenrijk en de bomen zodoende het centrum van het (woud)biotoop vormden. Waarbij naar zijn mening zo'n biotoop gevormd werd door de boom, de struik en het kruid als drie-eenheid. Daarom gebruikte hij in eerste instantie vooral de knoppen van de bomen. Pol Henry bestudeerde als eerste knop, de knoppen van de zachte berk (Betula pubescens) en onderzocht deze vanuit de bovengenoemde veronderstellingen en in samenhang met zijn grote kennis van de natuur en de biologie. Volgens hem bevatte het meristeem van een knop, alle (bio-energetische) informatie voor de ontwikkeling en groei richting een complete boom of struik of kruid. Bij een van zijn onderzoeken nam hij waar dat een glycerine maceraat van deze knoppen, de macrofagen - bepaalde afweercellen - van de lever (Kupfercellen) wist te activeren en een drainage (een ontgiftende en reinigende werking) bewerkstelligde. Overeenkomstig onderzocht hij heel veel embryonaal planten- materiaal. In totaal bestudeerde hij zo'n 50 soorten knoppen. Pol Henry postuleerde uiteindelijk, dat een enkele embryonale cel van de plant de totale genetische programmering van de plant bevatte, of te wel de totale 'potentiële biologische energie', zoals hij dit noemde. En daarmee noemde en beschouwde hij zijn zogenaamde 'phyto-embryotherapie' als een therapie gebaseerd op de potentiële biologische en energetische waarden van planten de mineralen, en de eiwitten, binnen dat embryonale plantenweefsel, als "boodschappers" die van grote betekenis waren tussen het erfelijk materiaal en de daaruit zich ontwikkelende bio-energetische informatiestromen. Om dit toepasbaar in de geneeskundige praktijk te krijgen had Pol Henry het geniale inzicht hoe hij deze energetische informatie c.q. bestanddelen, kon extraheren. Namelijk, door de knoppen en jonge scheuten te macereren in 3 oplosmiddelen, t.w. water, alcohol en glycerine. Hij gebruikte deze omdat hij wist dat deze 3 oplosmiddelen elkaar aanvulden om de totaliteit van informatie c.q. de bestanddelen uit de knop te verkrijgen, en dit juist in de vorm van een glycerine maceraat.
Het phyto-embryonale extract, het glycerine maceraat, had daarmee een specifieke, organotrope (orgaan gerichte) werking:
- stimulering van orgaanfunctie
- stimulering van de eliminatiesystemen van het organisme (ontgiften)
- regeneratie en mineralisatie van weefsels (planten bevatten zeer veel mineralen)
- invloed op de immuniteit
Pol Henry werd bij zijn onderzoeken gesteund door verscheidene andere onderzoekers, zoals Max Tetau, O.A. Julian en o.a. J. C. Leunis (biochemicus), die vele jaren zijn naaste medewerkers zouden zijn. Max Tetau (1927-2012, apotheker) was een van de bekendste Franse homeopaten en kwam voort uit een familie van homeopaten. Vanuit deze achtergrond en door de ideeën en onderzoeken van Pol Henry werd hij enthousiast om onderzoek te doen naar de werking van deze phyto-embryotherapie en sprak later van de zogenaamde en nu gangbare 'Gemmotherapie'. Het was Tetau die de waarde van de Gemmotherapie vooral zag in de drainerende (uitscheiding bevorderen van toxische en afvalproducten uit het lichaam via de lever, nier en lymfatisch systeem) capaciteiten van deze gemmotherapeutische middelen. Max Tetau stelde dat de primaire capaciteit van de gemmotherapeutica was, de excretie functie (uitscheidingsfunctie) van organen te stimuleren. Dus het vermogen om actief de toxinen uitscheiding te bevorderen. Anderen echter, nuanceerden de opvatting van Tetau m.b.t. de term drainage en spraken liever van aspecifieke ( = geschikt voor ieder organisme) stimulatie van organen, met als doel de normale fysiologische functies van de organen te bevorderen. Vooral klassiek werkende homeopaten hadden moeite met de biotherapeutische uitgangspunten en zij slechts de term 'verdunning' accepteerden, want een 1D of D1 was en is in hun ogen geen homeopathie. Immers bij de "echte" homeopathie is vooral ook het principe van de bewerking = potentiëring van belang en daar was bij de producten van Tetau geen sprake. Echter Tetau ging wel uit van een energetische invloed (o.g.v. zijn homeopathische achtergrond) op het organisme.Voor zowel Tetau als Bergeret stond de volgende conclusie voorop, namelijk, dat de belangrijkste oorzaak van ziekte, de ophoping van toxinen was in de cel, de weefsels en daarmee de organen. De eliminatie van toxinen (gifstoffen en afvalstoffen) was volgens Max Tetau en medewerkers een van de belangrijkste functies van de phyto-embryologische preparaten van Pol Henry. Echter i.t.t. Pol Henry, extraheerde Max Tetau alleen m.b.v. alcohol en glycerine ( en niet met water, alcohol en glycerine) en voegde pas later water toe.
De gemmotherapie onderscheidt zich van de phytotherapie op 2 belangrijke punten:
1. de gebruikte plantendelen
2. de bereiding
De gebruikte plantendelen:
Voor de bereiding van de verschillende preparaten worden uitsluitend verse plantendelen gebruikt die volop in de groeifase verkeren. Deze embryonale plantendelen kenmerken zich door hun grote biologische activiteit: de vele ongedifferentieerde cellen delen zich snel en veelvuldig. Aangezien genoemde plantendelen zich in het stadium van actieve celdeling bevinden, bevatten ze een hoog gehalte aan specifiek werkzame verbindingen die in veel geringere concentraties aanwezig zijn in de meer gedifferentieerde plantendelen, zoals o.a. groeifactoren, flavonoïden, specifieke proteïnen, hormonale groeistoffen, auxinen en gibberellinen.
De bereiding:
de bereiding van de preparaten, waarbij er gedurende minimaal 3 weken extracten op basis van een mengsel van glycerine en alcohol worden bereid, verloopt volgens de Franse Farmacopee (1965). De gewichtsverhouding tussen het plantenmateriaal en het extractiemiddel is 1 op 20. Embryonaal plantenweefsel bevat veel actieve ingrediënten, zoals planthormonen; organische stoffen die zich binden aan een receptor (meestal een proteïne). Er zijn verschillende planthormonen bekend en daarnaast zijn er ook nog andere substanties die van invloed zijn op de groei van planten.
Planthormonen o.a.:
auxinen, gibberillines, cytokinen,abscisinezuur, ethyleen
Overige stoffen o.a.:
aminozuren, nucleïnezuren, enzymen, mineralen, vitaminen
Na de extractieperiode wordt het plantenmateriaal onder hoge druk uitgeperst en vervolgens gefiltreerd. Dit zogenaamde glycerine maceraat geeft een zo volledig mogelijk extract (en ook weergave) van de specifieke en complexe samenstelling van de gebruikte jonge plantendelen. De aldus verkregen oplossing kan pas op de juiste manier worden toegepast nadat het 1 op 10 verdund is in een mengsel van water (20), alcohol (30) en glycerol (50). Volgens Tetau staat deze verdunning garant voor een maximale en constante effectiviteit. Deze bereidingswijze is namelijk noodzakelijk om de specifieke eigenschappen van de unieke groeistoffen te kunnen behouden. Het alcoholglycerine mengsel functioneert als drager waardoor de waardevolle groeistoffen van de plant via een transformatieproces in het mengsel overgaan. Alleen zo kunnen zij door de verschillende orgaanstelsels worden opgenomen (absorptieproces), omgezet (metabolisme) en uitgescheiden (eliminatie). Samengevat: door het glycerine maceraat als uitgangsmateriaal te kiezen en dit vervolgens tienvoudig te verdunnen wordt een preparaat met een bijzonder hoogwaardige kwaliteit verkregen, met een maximale biologische beschikbaarheid en behoud van alle toepassingsmogelijkheden van de verschillende heilzame kruiden
Voordelen van het werken met gemmotherapie
Het werken met de gemmotherapie kent enkele voordelen:
1. Makkelijk in gebruik:
– Altijd in druppelvorm
– Dosering is zeer nauwkeurig, op het individu in te stellen en eenvoudig aan te passen
– De smaak wordt in het algemeen niet vies gevonden.
2. Weinig tot geen ongewenste effecten: wanneer deze toch optreden, is dit vrijwel altijd
een gevolg van te hoge (dag)dosering.
3. Interacties zijn zelden gemeld, noch in de literatuur beschreven
4. Biologische teelt
Er zijn diverse firma's die gemmotherapeutica leveren, o.a.:
Bonusan (www.bonusan.nl/)
Bloem (www.bloem.net/home)
Timm Health (www.timmhealthcare.nl)
GO Gemmo (www.hb08.nl)
HerbalGem (www.herbalgem.com) : (geconcentreerd glycerine-maceraat)
Ladröme (www.drome-provencale.com): (geconcentreerde glycerine-maceraat)
Natuurapotheek (www.natuurapotheek.com)
Copyright 2014 iMedica | All Rights Reserved | Designed by RTistic